Wettelijk verbod op zwijgcontract in de zorg nodig of overbodig?
Vorige maand ontstond hevige ophef over een opgedoken zwijgcontract dat het Tergooi Ziekenhuis te Hilversum liet ondertekenen door een nabestaande van een in hun ziekenhuis overleden jongen.[1] Het contract werd getekend door de moeder van de 21-jarige Rogier, die op 4 november 2014 plotseling kwam te overlijden door een medische fout. In de overeenkomst werd aan de moeder een financiële vergoeding toegekend, en in ruil daarvoor werd haar de mond gesnoerd. De financiële vergoeding was namelijk verbonden aan verschillende voorwaarden: zo mocht moeder geen contact met de media en/of andere derden hebben, geen klacht bij de tuchtrechter indienen en geen civiele procedure starten. Oftewel, door het tekenen van de vaststellingsovereenkomst zou de zaak in de doofpot verdwijnen.
Enkele jaren geleden werd de ‘zwijgcontractenkwestie’ al onder een vergrootglas gelegd door de affaire rondom neuroloog Ernst Jansen Steur. Toenmalig minister Klink sprak zich daarop in afkeurende zin uit, maar ondernam geen nadere actie. Opvolger Schippers gaf naar aanleiding van recente kamervragen[2] aan dergelijke contracten te willen verbieden.
Door patiënten en nabestaanden wordt het sluiten van een zwijgcontract veelal als een ware nachtmerrie ervaren. De overeenkomsten zouden worden gesloten op het moment dat een slachtoffer erg geëmotioneerd is en zich daardoor meer onder druk gezet voelt. Achteraf overheerst het idee dat het ziekenhuis de blunderend arts de hand boven het hoofd heeft gehouden, zij geen erkenning voor een gemaakte fout hebben gekregen en door het sluiten van het contract anderen mogelijk aan een vergroot risico worden blootgesteld.
Is het echt nodig dat er een wettelijk verbod op zwijgcontracten komt? Juridisch gezien is het dichttimmeren van een vaststellingsovereenkomst niet verboden en geeft de Nederlandse wet partijen in beginsel alle ruimte. Partijen mogen afspreken wat zij zelf willen, zolang dit niet in strijd is met de wet, er geen sprake is van dwaling, bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden. Ethisch gezien kan men zijn vraagtekens zetten bij de ‘voordelen’ van deze contractsvrijheid in voornoemde situaties.
Overigens blijft op een zorgverlener de wettelijke verplichting rusten om calamiteiten te melden, welke verplichting niet door een gesloten zwijgcontract zal worden doorbroken. De Inspectie voor de Gezondheidszorg zelf kan daarop te allen tijde handhavend optreden.
In het licht van bovenstaande lijkt het aannemelijk dat er een wettelijke bepaling zal worden opgesteld waarin wordt vermeld waaraan een vaststellingsovereenkomst in de zorg moet voldoen en waarvan niet (ten nadele van de patiënt of de nabestaande) mag worden afgeweken.
Chantal van der Roest
[1] https://www.vpro.nl/argos/media/afleveringen/2016/IGZ-over-dood-21-jarige-Ter-Gooi.html.
[2] https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?id=2016D14599&did=2016D14599.