Vanmiddag heeft de Eerste Kamer met algemene stemmen het Wetsvoorstel Affectieschade aangenomen.[1] Affectieschade is een vorm van smartengeld voor familieleden en andere naasten van dodelijke of zeer ernstig gewond geraakte slachtoffers van ongevallen of geweldsmisdrijven.
Met het aannemen van dit wetsvoorstel gaat Nederland eindelijk in de pas lopen met de rest van Europa, waarin het recht op vergoeding van affectieschade al lang in wetgeving is verankerd. De wet zal overigens pas officieel in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Pas vanaf dat moment krijgen nabestaanden en naasten van slachtoffers eindelijk recht op erkenning voor het leed en verdriet dat ook hen is of wordt aangedaan als een naaste van hen door een ongeval of strafbaar feit komt te overlijden of zeer ernstig letsel oploopt. Het heeft wel (veel te) lang geduurd voordat dit recht in de wet verankerd is. Al in 2003 werd voor het eerst voorgesteld om affectieschade in de wet op te nemen. Nadat onderzoek in 2007[2] en 2009[3] onder leiding van de VU liet zien dat bij naasten een duidelijke behoefte bestond aan erkenning van het recht op affectieschade besloot de toenmalige Eerste Kamer in 2010 tot ieders verrassing om het wetsvoorstel toch te verwerpen. Gelukkig zal het dan binnenkort toch zo ver zijn dat ook aan naasten recht wordt gedaan.
Uiteraard kan geen enkel geldbedrag het verdriet om overlijden van een naaste vergoeden. Dat is ook niet de doelstelling van de wet. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel heeft de wetgever duidelijk gemaakt dat de vergoeding een symbolisch karakter heeft. Het eerder genoemde onderzoek uit 2007 en 2009 liet zien dat nabestaanden en naasten vergoeding van affectieschade zien als erkenning voor het feit dat ook hen iets is aangedaan, waarbij die vergoeding kan helpen bij hij verwerken van de gebeurtenissen en het herstel van het geschokte rechtsgevoel.
Om de afwikkeling van affectieschade soepel te laten verlopen heeft de wetgever voor vaste bedragen gekozen, waarbij de hoogte afhankelijk is van de vraag of sprake is van overlijden of ernstig letsel; de relatie van de nabestaande tot het slachtoffer en de vraag of sprake is geweest van een strafbaar feit of een “gewone” aansprakelijke gebeurtenis (zoals de meeste verkeersongevallen). De bedragen variëren van € 12.500 (bij ernstig letsel) tot € 20.000 (bij overlijden door een strafbaar feit). De wet bepaalt ook wie aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. Dat zijn in hoofdlijn vooral de directe familie- en gezinsleden van het slachtoffer. Opmerkelijk genoeg worden broers en zussen van het slachtoffer niet genoemd als personen die aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. Zij vallen volgens de wetgever ook niet zonder meer onder de in de wet opgenomen hardheidsclausule, die regelt dat in bijzondere geval iemand toch aanspraak kan maken op affectieschade, ook al behoort hij of zij niet tot de in wet opgenomen gerechtigden. De keuze om broers en zussen niet op te nemen als wettelijke vorderingsgerechtigden is door de wetgever verder niet gemotiveerd. Wellicht dat deze keuze bij een evaluatie van deze wet nog eens heroverwogen kan worden.
Op grond van rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens was het overigens al mogelijk om affectieschade vergoed te krijgen als de overheid aansprakelijk is voor de dood van een naaste. Het nu aangenomen wetsvoorstel creëert dus niet helemaal een nieuw recht, ook al niet omdat bepaalde nabestaanden via het Schadefonds Geweldsmisdrijven al een vergoeding wegens overlijden van een naaste konden krijgen (waarbij – opnieuw opmerkelijk – broers en zussen via dit fonds wel een vergoeding kunnen krijgen). Het wetsvoorstel zorgt er wel voor dat naasten van slachtoffers van verkeersongevallen, arbeidsongevallen en medische fouten een gelijke positie krijgen als slachtoffers van bijvoorbeeld een onrechtmatig politieoptreden.
Wat wel nieuw aan het wetsvoorstel is dat nu ook naasten van ernstig gewond geraakte slachtoffers aanspraak kunnen maken op affectieschade. Affectieschade is dus niet beperkt tot situaties waarin een slachtoffer is komen te overlijden. De wetgever heeft wel duidelijk gemaakt dat sprake moet zijn van zeer ernstig letsel bij het slachtoffer, dat ook tot een ingrijpende ommezwaai in het leven van diens naasten leidt. Het begrip ernstig letsel is niet nader gedefinieerd door de wetgever. Ik verwacht dan ook dat over de uitleg van dit begrip waarschijnlijk wel enkele procedures gevoerd zullen worden. Het zal zoals gesteld wel moeten gaan om zeer ernstig letsel, waarbij gedacht kan worden aan een hoge dwarslaesie, zeer ernstige hersenbeschadigingen of zeer ernstige brandwonden waardoor bijvoorbeeld ieder lichamelijk contact onmogelijk is geworden.
[1] https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/34257_vergoeding_van
[2] http://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/slachtoffers-en-aansprakelijkheidsrecht.aspx
[3] https://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/affectieschade.aspx