Een werkgever is op grond van artikel 7:658 lid 1 en 2 BW (de zogenaamde ‘werkgeversaansprakelijkheid’) aansprakelijk indien zijn werknemer in de uitoefening van de werkzaamheden schade lijdt. De werknemer hoeft enkel te stellen en (bij betwisting door de werkgever) te bewijzen dat hij schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Indien hij hierin slaagt, is de werkgever aansprakelijk voor de schade.
Het is dan aan de werkgever om aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht voor de veiligheid van de werkomgeving heeft voldaan dan wel dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan opzet of bewuste roekeloosheid (artikel 7:685 lid 2 BW). Het is dus niet aan de werknemer om te bewijzen dat de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden, maar het is aan de werkgever om te bewijzen dat hij zijn zorgplicht niet heeft geschonden. Wanneer een werkgever niet kan aantonen dat hij voldoende maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft gegeven ter voorkoming van het ongeval dan wel dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid, blijft de werkgever aansprakelijk.
Maar wat nu indien niet een werknemer, maar een derde (waarmee geen arbeidsovereenkomst is gesloten) werkzaamheden binnen het bedrijf verricht en in het kader hiervan betrokken raakt bij een ongeval? Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat een bouwbedrijf (hoofdaannemer) een schilder (onderaannemer) inschakelt voor schilderwerkzaamheden. Indien de schilder tijdens de uitoefening van de schilderwerkzaamheden een ongeval overkomt, kan hij (net als een werknemer) een beroep doen op artikel 7:658 BW, maar dan via het vierde lid van dit artikel. In 2012 heeft de Hoge Raad bepaald dat artikel 7:658 lid 4 BW van toepassing is op personen die zich in een met een werknemer vergelijkbare positie bevinden. Dit is in het geval deze persoon voor zijn veiligheid (mede) afhankelijk is van degene voor wie hij die werkzaamheden verricht. Ten aanzien van deze beoordeling zijn onder meer van belang: of dat de werkzaamheden hebben plaatsgevonden “in de uitoefening van het beroep of bedrijf” van degene in wiens opdracht de arbeid is verricht en de mate waarin de opdrachtgever, al dan niet door middel van hulppersonen, invloed heeft op de werkomstandigheden van degene die de werkzaamheden heeft verricht en op de daarmee verband houdende veiligheidsrisico’s. Ook wanneer het bouwbedrijf zelf geen schilders in dienst heeft en daarom een externe schilder inschakelt, zijn de werkzaamheden van de schilder in uitoefening van het bouwbedrijf. Indien het bouwbedrijf zeggenschap heeft over de veiligheid op de werkplek, zal zij aansprakelijk zijn voor de schade van de schilder.
Ook in andere situatie situaties waarin geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en werknemer, is artikel 7:658 lid 4 BW van toepassing waardoor wel een beroep kan worden gedaan op de werkgeversaansprakelijkheid. Denk hierbij aan de uitzendkracht, stagiaire en vrijwilliger.