Indien twee slachtoffers ongeveer hetzelfde letsel oplopen als gevolg van een ongeval, kan de schadevergoeding voor beide slachtoffers nogal uiteenlopen. Vaak wordt ons dan gevraagd waar dat aan ligt. Is het niet onrechtvaardig dat het ene slachtoffer meer lijkt te krijgen dan het andere?
In het aansprakelijkheidsrecht geldt het uitgangspunt dat de schade die een slachtoffer als gevolg van een bepaalde gebeurtenis heeft geleden volledig vergoed moet worden. Van (materiele) schade is sprake bij vermindering in het vermogen, ofwel als er dus kosten moeten worden gemaakt. De schade moet hierbij in beginsel concreet (zo nauwkeurig mogelijk) wordt berekend. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.
De vraag blijft daarmee bestaan waar schade dan uit bestaat. Om in kaart te brengen waar schade als gevolg van een ongeval uit bestaat moet de situatie (en de extra gemaakte kosten) ná het ongeval vergeleken worden met de situatie zónder ongeval. Sommige schadeposten zijn relatief eenvoudig in kaart te brengen, omdat het vanzelfsprekend is dat die kosten in de situatie zonder ongeval niet gemaakt zouden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan betaalde medische kosten zoals een eigen risico of kosten voor een fysiotherapeut. Ook gemaakte reiskosten voor het bezoeken van bijvoorbeeld verschillende artsen kunnen eenvoudig concreet in kaart gebracht worden.
Vanwege klachten en beperkingen als gevolg van een ongeval kan er een behoefte bestaan aan hulp in de huishouding omdat iemand niet meer zelf kan stofzuigen of de badkamer kan schoonmaken. Hiervoor kan ook een vergoeding gevorderd worden. Deze schadepost is echter lastiger in kaart te brengen omdat de vraag speelt hoeveel uur hulp er dan nodig is. Dat verschilt per slachtoffer en hangt af van de omvang van de beperkingen, maar ook van het soort huis waar iemand woont, de gezinssamenstelling en de vraag of iemand voordat het ongeval gebeurde al veel in het huishouden deed of juist weinig tot niets.
Een andere (grote) schadepost is vaak het verlies aan verdienvermogen (verlies aan inkomen). Wat de omvang hiervan is verschilt per slachtoffer. Stelt u zich voor dat een beroemde pianist als gevolg van een ongeval één vinger moet missen. De pianist zal zijn werk niet meer kunnen uitvoeren waardoor het verlies aan verdienvermogen hoog kan oplopen. Als het slachtoffer advocaat is van beroep, zullen de gevolgen voor het uitvoeren van zijn werk minder groot zijn. Met één vinger minder kan een groot deel van de werkzaamheden immers ook nog uitgevoerd worden. Om schade zo concreet mogelijk te berekenen wordt een vergelijking gemaakt tussen de inkomenssituatie mét (dus na) het ongeval en de hypothetische situatie zonder ongeval. Het eventueel –nadelig– verschil is de schade wegens verloren of verminderd arbeidsvermogen. In het geval iemand nooit meer of nooit meer volledig kan werken, zal in kaart gebracht worden hoe een arbeidscarrière er in de situatie zonder ongeval eruit gezien zou hebben. Hierbij kan rekening gehouden worden met bijvoorbeeld salarisstijgingen, en promoties. Een slachtoffer kan dus ook toekomstige schade vorderen. Het probleem bij begroten van toekomstige schade is dat men niet weet – niemand kan immers in een “glazen bol” kijken – wat de omvang van toekomstige schade precies zal zijn. Veelal zal de toekomstige schade dan ook worden geschat.
Aangezien ieder slachtoffer anders is en iedereen een ander leven leidt, kunnen situaties tussen twee of meer slachtoffers heel moeilijk met elkaar vergeleken worden. Als jij een groter huis hebt en altijd het huishouden voor je eigen rekening neemt, zal de schadepost vanwege hulp in de huishouding hoger uitvallen dan bij een slachtoffer die ook voordat het ongeval hem of haar overkwam al weinig in het huishouden deed. Ook zijn de gevolgen voor het verdienvermogen voor iedereen anders. Het ene slachtoffer kan zijn werk nog (deels) uitvoeren, omdat hij niet of nauwelijks gehinderd wordt door de beperkingen voor zijn specifieke werkzaamheden. Daarentegen kan een ander slachtoffer juist volledig arbeidsongeschikt raken voor zijn eigen arbeid, omdat hij fysiek zwaar werk verrichtte en juist dat niet meer kan doen sinds het ongeval.
Kortom, om te bepalen waar iemand recht op heeft moet naar veel meer worden gekeken dan alleen het opgelopen letsel. Het berekenen van de omvang van schade is dan ook echt maatwerk.