Twee ongevallen: whiplashklachten en licht traumatisch hersenletsel
SAP Advocaten stond een cliënte bij die twee keer bij een verkeersongeval was betrokken. Bij beide ongevallen werd zij hard aangereden en sloeg haar auto over de kop. Allianz is aansprakelijk voor het eerste ongeval, Univé voor het tweede ongeval.
De verzekeraars betwisten dat er sprake is van gezondheidsklachten als gevolg van het ongeval. De rechter moest daarom de knoop doorhakken. Op 3 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland – West-Brabant uitspraak gedaan. Waar ging het in deze zaak over?
Bewijs voor het bestaan van gezondheidsklachten?
Als gevolg van het ongeval heeft onze cliënte licht traumatisch hersenletsel en whiplashklachten opgelopen. Twee diagnoses die worden beschouwd als medisch moeilijk objectiveerbaar. Betekent dat dat de gezondheidsklachten niet kunnen worden bewezen? Nee, de rechtbank zegt daar het volgende over:
“Wanneer kan worden vastgesteld dat het klachtenpatroon plausibel is, hetgeen doorgaans het geval zal zijn bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, kan van het bestaan van dergelijke subjectieve klachten worden uitgegaan.”
De rechtbank wijdt in rechtsoverwegingen 4.5 - 4.7 breed uit over het 'bestaan van de klachten'. Conclusie: het bestaan van de klachten is aangetoond.
Causaal verband tussen gezondheidsklachten en ongevallen
In rechtsoverwegingen 4.8 - 4.13 komt de vraag aan de orde of er sprake is van causaal verband tussen de (bestaande) gezondheidsklachten. Er is tussen partijen veel discussie over (de uitleg van) het rapport van neuroloog Verrips. Hij had namelijk het volgende opgemerkt:
“De cognitieve klachten kan ik niet verklaren vanuit een trauma capitis of vanuit een whiplash associated disorder graad I. Op grond van de ongevalsanamnese en de ontwikkeling in de tijd acht ik het zeer onwaarschijnlijk dat een en ander een primair gevolg is van het ongeval, omdat er geen enkele aanwijzing is voor het bestaan voor een commotio of contusio cerebri als ongevallengevolg. Bij het neurologische onderzoek zijn er geen specifieke neurologische uitvals- of prikkelingsverschijnselen.”
De rechtbank passeert terecht deze overweging van de neuroloog over het causaal verband: de IWMD-vraagstelling is er nu juist voor bedoeld om de arts geen uitspraken te laten doen over het causaal verband. Ofwel: het is niet aan de neuroloog om het causaal verband vast te stellen. Dat is aan de rechter. Interessant dus wat de rechtbank daarover zegt in rechtsoverweging 4.10.
De verzekeraars hadden nog gewezen op het drukke leven van onze cliënte voor het ongeval met werkweken van 80 uur en meer. Ook zonder ongeval zou ze dat volgens de verzekeraars niet hebben kunnen volhouden. De rechtbank zegt daarover in rechtsoverweging 4.12:
'De rechtbank is met Allianz en Unive van oordeel dat X. voorafgaand aan het eerste ongeval een zeer actief leven leidde, maar nergens blijkt van aanwijzingen dat die leefstijl tot gezondheidsklachten leidde."
De rechtbank concludeert dan ook dat er sprake is van causaal verband tussen de gezondheidsklachten en het ongeval.
Beperkingen door ongevallen, voorschot en kosten rechtsbijstand
De rechtbank komt vervolgens tot de vaststelling van de beperkingen als gevolg van het ongeval (rechtsoverwegingen (4.14 en 4.15): allemaal beperkingen die haar ernstig belemmeren in haar onderneming (praktijk voor tandprotheses).
Het gevraagde voorschot wordt afgewezen. Er was al € 95.000 aan voorschotten betaald. De overige schade kan pas worden vastgesteld nadat een verzekeringsarts en een bedrijfseconoom/arbeidsdeskundige hebben gerapporteerd. De kosten rechtsbijstand wordt volledig toegewezen. De rechtbank vermeldt expliciet dat zij een uurtarief van € 280 voor een 'gespecialiseerd letselschadeadvocaat' niet bovenmatig vindt.
Met dit vonnis van de rechtbank is een belangrijk discussiepunt van tafel en kunnen we, hopelijk nu zonder tussenkomst van de rechter, de verdere schade regelen.
Het vonnis van Rechtbank Zeeland - West Brabant van 3 november 2021 is te lezen via: Letselschademagazine