Op 11 februari 2015 deed de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak in de zaak die de vader van Marianne Vaatstra heeft aangespannen tegen Jasper S.
Marianne Vaatstra is in 1999 op 16-jarige leeftijd door Jasper S. verkracht en vermoord. Haar vader was als één van de eersten op het plaats delict en heeft circa 20 minuten bij het verminkte en levenloze lichaam van zijn dochter heeft gezeten. Pas in 2012 werd Jasper S. als vermoedelijk dader geïdentificeerd op basis van een grootschalig DNA-onderzoek, waarna hij in 2013 tot 18 jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. Na de strafzaak vordert de vader van Marianne Vaatstra in een civiele procedure een ton smartengeld in verband met de schade die hij heeft geleden als gevolg van de confrontatie met het verminkte en levenloze lichaam van Marianne.
In Nederland heeft in beginsel enkel het slachtoffer zelf recht op smartengeld. Als het slachtoffer komt te overlijden, hebben de nabestaanden geen recht op smartengeld, ook wel ‘affectieschade’ genoemd. Bij affectieschade gaat het om immateriële schade veroorzaakt door het overlijden of door het ernstig gewond raken van een naaste als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. In de meeste Europese landen bestaat hier recht op, in Nederland op dit moment (nog) niet. Een uitzondering wordt gemaakt wanneer een ander zelf ‘letsel’ oploopt als gevolg van de schrik die een ongeval of misdrijf of de confrontatie met de gevolgen daarvan teweegbrengt. Dit wordt ook wel ‘shockschade’ genoemd.
Een shockschade-vordering kan worden ingesteld als aan een drietal vereisten wordt voldaan. Het eerste vereiste is dat het overlijden een gevolg moet zijn van een schending van een verkeers- en/of veiligheidsnorm. In de zaak van Marianne Vaatstra is aan dit vereiste voldaan, Jasper S. is immers veroordeeld voor de verkrachting en moord van Marianne. Het tweede vereiste houdt in dat de betrokkene – in dit geval de vader van Marianne – rechtstreeks geconfronteerd moet zijn met het ongeval of het misdrijf. Deze confrontatie kan ook (kort) na het ongeval of misdrijf plaatsvinden. Als laatste is vereist dat deze confrontatie bij de betrokkene een hevige emotionele schok heeft teweeggebracht waaruit geestelijk letsel is ontstaan. Er moet dan ook sprake zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
In de zaak van vader Vaatstra bestaat over deze laatste twee vereisten discussie. Volgens de advocaat van Jasper S. was de vader van Marianne al gewaarschuwd voor het feit dat Marianne in het veld lag en hem gezegd dat hij er niet naar toe moest gaan. Bovendien zou het psychisch letsel dat de vader van Marianne opliep (een PTSS) ook kunnen zijn veroorzaakt door ‘enkel’ het overlijden van Marianne en deze affectieschade komt in Nederland niet voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank oordeelt dat vast staat dat de vader van Marianne direct is geconfronteerd met de afschuwelijke gevolgen van het misdrijf. Het argument van de advocaat van Jasper S. dat de vader vooraf gewaarschuwd was en de confrontatie dus vermeden had kunnen worden vindt de rechtbank – terecht – niet opgaan. Dit is immers redelijkerwijs te verwachten gedrag van een vader die op zoek is naar zijn vermiste dochter.
De vraag of er door deze confrontatie sprake is geweest van een hevige emotionele schok en of er sprake is van aantoonbaar geestelijk letsel als gevolg hiervan is echter moeilijker te beantwoorden. De vader van Marianne heeft kort na het misdrijf twee gesprekken gevoerd met een psychotherapeut, maar heeft zich daarna niet meer laten behandelen. Wel is – dertien jaar na het misdrijf – een psychiater ingeschakeld om hierover te oordelen. Deze psychiater komt tot het oordeel dat er op het plaats delict sprake is geweest van een hevige emotionele schok waardoor geestelijk letsel (een PTSS) is veroorzaakt.
De rechtbank oordeelt dat het rapport van de psychiater een overtuigend beeld geeft van een vader die, nadat hij is geconfronteerd met het lichaam van zijn dochter, nooit meer geestelijke rust heeft gehad. De conclusies van de psychiater komen de rechtbank aannemelijk en betrouwbaar over en de rechtbank oordeelt dat aan de vereisten voor een shockschadevordering is voldaan.
Bij de begroting van de hoogte van de shockschade wordt door de rechtbank meegewogen dat de vader van Marianne ruim 13,5 jaar heeft moeten leven met het gegeven dat er geen duidelijkheid was over de dader en zijn motieven. Deze onzekerheid heeft er mede aan bijgedragen dat hij een en ander niet heeft kunnen verwerken. De rechtbank wijst een bedrag van € 40.000,00 toe. Dit bedrag moet Jasper S. aan de vader van Marianne betalen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag.
In Nederland bestaat al lange tijd discussie over de vraag of affectieschade vergoed dient te worden. In het verleden is al eens een wetsvoorstel ingediend waardoor dit mogelijk zou worden. Dit voorstel werd uiteindelijk in 2010 door de Eerste Kamer verworpen. Eind mei 2014 werd een nieuw wetsvoorstel gepubliceerd, met eveneens als doel dat affectieschade voor vergoeding in aanmerking komt. Dit voorstel wordt naar verwachting begin dit jaar naar de Raad van State verzonden voor advies. Laten we hopen dat dit voorstel deze keer wel wordt aangenomen, waardoor ook in Nederland affectieschade voor vergoeding in aanmerking komt.