Smartengeld voor inwoners aardbevingsgebied
Door de gaswinning van Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) in het Groningerveld vinden aardbevingen plaats. Als gevolg van deze bevingen is grote schade aan woningen in het winningsgebied ontstaan. Voor het herstel van schade aan de woningen bestaan compensatieregelingen met de NAM. Daarnaast is aansprakelijkheid van NAM voor de waardedaling van woningen in de winningsregio door de rechtbank Noord-Nederland vastgesteld. Een aantal inwoners uit het bevingsgebied stelt dat zij door de aardbevingen, naast deze vermogensschade, ook immateriële schade lijdt. Immateriële schade betreft schade die is veroorzaakt door verdriet of door geestelijk gemis. De inwoners stellen dat zij als gevolg van de veelvuldige aardbevingen in hun woonomgeving last hebben van angst, zorgen, overlast en onbehagen. In sommige gevallen is er zelfs sprake van lichamelijke en (ernstige) psychische klachten. Hierdoor stellen de inwoners van het bevingsgebied ernstig in hun woongenot te zijn gestoord, en daarmee in hun persoon te zijn aangetast. De inwoners zijn daarom een procedure tegen de NAM gestart om smartengeld te verkrijgen ter vergoeding van deze immateriële schade.
Vonnis Rechtbank Noord-Nederland
Op 1 maart 2017 heeft de rechtbank Noord-Nederland in deze procedure geoordeeld dat NAM aansprakelijk is voor de immateriële schade van inwoners in het aardbevingsgebied in Groningen. Het volledige vonnis van de rechtbank leest u hier . De toewijzing van deze vordering is bijzonder, omdat de wetgever de lat voor toekenning van immateriële schadevergoeding hoog heeft gelegd. De rechter dient hier blijkens de parlementaire behandeling terughoudend in te zijn, zo benoemd de rechter ook in haar vonnis.
Voor een recht op smartengeld wegens een aantasting in de persoon is geestelijk letsel in beginsel een vereiste. Hiervan is sprake wanneer een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is vastgesteld. Er bestaan echter uitzonderingen, bijvoorbeeld bij een ernstige inbreuk op een fundamenteel recht dat de persoonlijke levenssfeer dient te waarborgen. In het geval van de Groningse aardbevingen is hiervan volgens de rechter sprake. De aardbevingen grijpen namelijk diep in op het leven van vele inwoners van het Groningse bevingsgebied. De inwoners worden gedurende langere tijd geconfronteerd met aardbevingen en/of de dreiging van (zwaardere) aardbevingen die hun lijf en goederen kunnen schaden. Er is sprake van een ingrijpende en langdurige aantasting van de directe private woonomgeving en het is onzeker hoe lang en hoe intensief die aantasting nog zal voortduren, zo oordeelt de rechter. Inwoners van het bevingsgebied hebben hierdoor te maken met een schending van hun (fundamentele) recht op ongestoord woongenot.
Inbreuk ‘fundamenteel persoonlijkheidsrecht’
Door de schending van het recht op ongestoord woongenot kan gesproken worden van een situatie waarin door NAM een ernstige inbreuk wordt gemaakt op een fundamenteel persoonlijkheidsrecht. Hierdoor is, ook zonder dat er sprake is van geestelijk letsel, bij diegene die daardoor persoonlijke gevoelens van angst, zorg en psychisch onbehagen ervaren sprake van een aantasting in de persoon. De rechtbank verklaart daarom voor recht dat NAM gehouden is de immateriële schade te vergoeden. De omvang van het smartengeld dat uitgekeerd moet worden is afhankelijk van alle omstandigheden van het individuele geval. Voor de begroting van het smartengeld wordt daarom verwezen naar afzonderlijke vervolgprocedures, de zogenoemde schadestaatprocedures, waarin deze schade zal worden vastgesteld. Per persoon zal dan gekeken worden naar de frequentie en zwaarte van de aardbevingen waarmee de inwoner wordt geconfronteerd, de periode waarin dat het geval is (geweest), de ernst van de schade aan zijn of haar woning alsook de afhandeling daarvan en de (gezondheids)klachten waartoe de aardbevingen concreet leiden. De omvang van het smartengeld kan hierdoor per inwoner verschillen.