In de zomer van 2013 wordt een vrouw, terwijl zij op de fiets zit, aangereden door een auto met aanhangwagen. Als gevolg van deze botsing komt mevrouw ten val met blijvend letsel tot gevolg. Daar komt bij dat de vrouw haar boerderij niet meer kan exploiteren. Om dit ongemak op te lossen schakelt zij de hulp in van een derde. Deze ‘knecht’ kost de vrouw € 8.000,- per jaar. Nu is het de vraag of zij deze onkosten kan verhalen op de verzekeraar van de automobilist die haar heeft aangereden.
In deze zaak staat ook voor verzekeraar Univé vast dat de automobilist aansprakelijk is voor het ongeluk. In geschil is of de beloning voor de boerderijknecht à € 8.000,- per jaar voor vergoeding in aanmerking komt. Ook verschillen partijen van mening over hoe deze beloning moet worden gekwalificeerd. Gaat het om vermogensschade – oftewel is mevrouw geraakt in haar vermogen – of om immateriële schade – heeft mevrouw recht op smartengeld voor het leed dat zij heeft geleden.
De rechter hecht belang aan o.a. de volgende factoren:
- De boerderij was niet rendabel;
- De beloning voor de boerderijknecht draagt niet bij aan het lichamelijk herstel van mevrouw;
- Er is geen sprake van geestelijk letsel.
Het een en ander overwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van vermogensschade. De € 8.000,- per jaar is volgens de rechtbank bedoeld als beperking van de immateriële schade. De rechtbank legt aan deze conclusie ten grondslag dat de boerderij heel veel voor mevrouw betekende. “Zij ‘is’ in wezen haar boerderij”, zo overweegt de rechtbank. Als gevolg van het ongeluk verliest zij een deel van haar zelfstandigheid en een schadevergoeding is volgens de rechtbank daarom op zijn plaats.
In de gegeven en bijzondere omstandigheden acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 50.000 redelijk. De verzekeraar hoeft de kosten die mevrouw maakt ter beperking van immateriële schade slechts tot dit bedrag te vergoeden.