(Schade) lijden en scheiden
Helaas gebeurt het maar al te vaak dat er bij een echtscheiding een discussie wordt gevoerd over de schadevergoeding die aan één van de beide (bijna) ex-echtelieden is uitgekeerd in verband met een ongeval. Hoe zit dat nu eigenlijk? Wie heeft er recht op die schadevergoeding? Of in juridische termen te spreken aan wie is de schadevergoeding verknocht?
Het antwoord is niet eenvoudig te geven. Met deze korte blog wordt daarom beoogd enige stof tot nadenken gegeven. Je krijgt hier namelijk pas mee te maken wanneer een huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt beëindigd en er een gemeenschap van goederen moet worden ontbonden. Dan wil je ook met terugwerkende kracht duidelijk kunnen maken hoe het bedrag van de ontvangen schadevergoeding tot stand is gekomen en op welke schadecomponenten de vergoeding betrekking heeft. Het moet in ieder geval duidelijk zijn welk gedeelte van de uiteindelijke schadevergoeding betrekking heeft op materiële schade en welk deel op immateriële schade (smartengeld).
In het ideale geval is er sprake van huwelijkse voorwaarden waarbij wordt overeengekomen dat niet alleen de schadevergoeding toekomt aan de echtgenoot die letsel heeft opgelopen en daardoor schade lijdt, maar ook alles wat daarvoor in de plaats is gekomen (zaaksvervanging). Je hebt dan niet meer te maken met verknochtheid maar met een in de huwelijkse voorwaarden vastgelegde afspraak over wat privévermogen van ieder van de echtgenoten is.
Wanneer alles koek en ei is, denk je er niet aan om dit soort zaken te regelen. Dat besef je pas wanneer je na het beëindigen van je relatie voor de rechter staat omdat je samen niet tot een verdeling van de goederen van de gemeenschap komt.
Zo heeft de rechtbank Den Haag [1] op 9 mei 2019 nog een uitspraak gedaan in een zaak waarbij de man stelt dat tot de te verdelen gemeenschap ook de letselschade-uitkering van de vrouw behoort. De rechtbank stelt voorop dat naar vaste rechtspraak alleen in uitzonderlijke gevallen op grond van bijzondere verknochtheid kan worden afgeweken van de hoofdregel dat de gemeenschap alle tegenwoordige en toekomstige goederen van de echtgenoten omvat. Dus ook de schadevergoeding.
De vraag of een goed op bijzondere wijze is verknocht en zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt hangt af van de aard van dat goed, zoals mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald. De omstandigheid dat de vrouw een schadevergoeding ontvangt in verband met het letsel, betekent niet reeds dat sprake is van verknochtheid. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de verknochtheid rust op de vrouw.
In het onderhavige geval is door de vrouw niet onderbouwd waar de letselschadevergoeding precies uit bestaat, noch welk gedeelte van de vordering tot letselschadevergoeding ziet op verlies van verdienvermogen ten tijde van het huwelijk en de periode daarna. Ook heeft de vrouw niet gesteld welk deel van de vordering ziet op smartengeld. De gehele schadevergoeding valt dan ook in de gemeenschap van goederen en deze dient bij helfte te worden gedeeld.
Auteur: SAP-advocaat Natascha Jansen
[1] ECLI:NL:RBDHA:2019:4401