Afgelopen dinsdag vond de zitting plaats in de procedure die namens 49 donorkinderen van de omstreden vruchtbaarheidsdokter Jan Karbaat werd aangespannen. De (vermeende) kinderen van de inmiddels overleden dokter willen dat hun DNA met dat van Karbaat wordt vergeleken, zodat ze eindelijk zekerheid krijgen over hun afstamming.
Ook door SAP wordt een procedure aangespannen in een zaak waarin een moeder en dochter duidelijkheid wensen te verkrijgen over de afkomst van de dochter. In deze zaak is destijds door de (alleenstaande) moeder expres gekozen voor een zogenaamde ‘bekende donor’. Bekende donoren zijn donoren die bereid zijn hun anonimiteit prijs te geven ten behoeve van het kind. De moeder wilde dat haar dochter zou kunnen weten wie haar vader is, zodat zij geen levenslange afstammingsvraag (en hiermee samenhangende problematiek) zou krijgen. De moeder vertelde haar dochter dan ook van jongs af aan dat zij op 16-jarige leeftijd haar vader zou kunnen ontmoeten als zij daar behoefte aan zou hebben. Op het moment dat dit het geval was, bleek echter dat in de tussentijd een wet in werking is getreden, waardoor bekende donoren konden aangeven bij nader inzien toch anoniem te willen blijven. Het ziekenhuis geeft nu aan geen informatie over de identiteit van de donor prijs te kunnen geven. Moeder en dochter zijn nooit geïnformeerd over de wetswijziging en de gewijzigde status van de donor.
Het doel van deze Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (afgekort de “WDKB”) is ‘de kwetsbare belangen van hen die via kunstmatige donorinseminatie verwerkt zijn’ te beschermen. In de toelichting bij deze wet wordt aangegeven dat het van belang wordt geacht dat een kind dat niet opgroeit met zijn natuurlijke ouders de mogelijkheid moet krijgen te weten van wie het afstamt in de biologische betekenis van het woord.[1] Wanneer een donor niet toestaat dat zijn identiteit wordt onthuld, wordt een afweging gemaakt van de belangen van de donor en het kind. Verstrekking blijft voor donorkinderen van na de invoering van de wet alleen achterwege wanneer zwaarwegende belangen van de donor meebrengen dat verstrekking niet behoort plaats te vinden. Voor de afweging van deze belangen is een bestuur opgericht van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting. Als je het niet eens bent met de beslissing van dit bestuur kun je nog in bezwaar en vervolgens in beroep gaan.
Het probleem is dat in dezelfde wet ook wordt bepaald dat deze regeling niet geldt voor een donor die voor 1 juni 2004 heeft gedoneerd. Die mag zelf bepalen of hij wel of niet bekend blijft, zonder dat er een afweging wordt gemaakt tussen de belangen van het kind en de donor. Moeder en dochter kunnen zich niet wenden tot het bestuur met het verzoek een afweging tussen de verschillende belangen te maken en hen staat niet de weg van bezwaar en beroep open. Hoewel de moeder destijds juist heeft gekozen voor een bekende donor, wordt zij nu benadeeld ten opzichte van degenen die na invoering van de wet zijn verwekt door anonieme donoren.
Deze situatie is in strijd met uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dit Hof overweegt namelijk dat het recht op afstammingsinformatie valt onder het in artikel 8 van het EVRM opgenomen recht op gezinsleven en dat overheden de positieve verplichting hebben om dit recht te beschermen. Voor de vraag of het EVRM is geschonden moet gekeken worden of er een eerlijk evenwicht gevonden is tussen de verschillende belangen. Herhaaldelijk overweegt het Hof dat er een onafhankelijke autoriteit moet zijn die deze belangen in een concreet geval kan afwegen. Voor de door SAP bijgestane moeder en dochter ontbreekt deze mogelijkheid, waardoor zij niet achter de gegevens van de donor kunnen komen. SAP maakt zich er hard voor dat donorkinderen van voor én na de WDKB gelijk worden behandeld, zodat de belangen van alle donorkinderen gewaarborgd kunnen worden.
[1] Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1992/93, 23207, nr. 3, p. 1.
Auteurs: Saskia de Groot & Mark de Hek, advocaten bij SAP.