Rooms-katholieke kerk terecht onder vuur
De kerk dicteert harde opvattingen over tal van maatschappelijke ethische kwesties. Deze oordelen werken als een boemerang nu de kerk zelf in opspraak is.
De verhalen over seksueel misbruik van katholieke geestelijken, dertig jaar en nog langer geleden, brengen veel aandacht en opwinding teweeg. Niet alleen vanwege de doofpot waarin die zaken al die tijd hebben gezeten, maar ook vanwege het morele leiderschap dat de kerk van Rome pretendeert.
Eerst die doofpot. We hadden gewaarschuwd kunnen zijn door de grote omvang van wat zich sinds 1985 al in de Verenigde Staten op dit punt heeft geopenbaard en vervolgens ook in Ierland. In zijn boek over wat hij noemt ‘de duistere kant van het Vaticaan onder Johannes Paulus II’ wijdt David Yallop een heel hoofdstuk aan dit onderwerp. Hij hekelt met name het beleid van het Vaticaan, ook neergelegd in instructies aan de bisschoppen, om zulke zaken toe te dekken en ze intern af te doen. Melding van zulke feiten aan justitie werd en wordt vanwege de opgelegde geheimhouding sterk ontmoedigd. Zo krijgt onrecht niet zijn gepaste straf en worden de slachtoffers in de kou gelaten.
Verstandige adviseurs zullen steeds roepen dat het beter is de Augiasstal openbaar uit te ruimen omdat het anders gaat stinken. Wie macht uitoefent, moet tot de orde kunnen worden geroepen. Kerkelijk autoriteiten zijn dit niet gewend. Het gesloten machtssysteem van paus en curie kent zijn weerga in de vrije wereld niet. De reinigende en corrigerende werking van de openbaarheid krijgt daar geen kans. Dit voorkomt de zelfreinigende functie die openbare discussie kan hebben. Zij leidt tot frustratie onder de kerkleden. Natuurlijk is het plegen van seksueel en ander misbruik geen zaak die alleen voorkwam in de destijds bestaande katholieke internaten en andere instellingen. Deze gesel is helaas voortdurend onder ons, ook in onze dagen. Maar als dergelijke daden blijken te zijn gepleegd door leden van het grondpersoneel van Onze Lieve Heer krijgt de kerk extra de wind van voren. Dat heeft te maken met de pretentie die de kerkelijke autoriteiten – en niet zozeer de kerkleden zelf – uitdragen als het gaat om zedelijke waarden. De openlijk uitgesproken oordelen over het plegen van abortus of euthanasie, over het gebruik van voorbehoudsmiddelen (ook als deze een hiv-infrectie heben voorkomen), over samenleven zonder een huwelijk of over het praktiseren van homoseksuele geaardheid – die harde oordelen werken als een boemerang als binnen de kerk zaken naar buiten komen als die waarover nu, gelukkig, een commissie-Deetman gaat oordelen. Die kerkelijke opvattingen over het gebruik van voorbehoedsmiddelen, over stervenshulp en over abortus zijn nooit voorwerp geweest van enig intern of openbaar debat. Zij worden vanuit de hoogte gedecreteerd. En vaak liefdeloos toegepast. Het is uitstekend dat de kerk morele waarden uitdraagt, mits die zijn getoetst aan de opvattingen van de kerkleden. Over de concrete toepassing moet de kerkleiding, wil zij waarlijk navolger van Christus zijn, op pastorale en liefdevolle wijze spreken. In de persoonlijke pastorale praktijk is dit – waarvoor hulde – vaak wel het geval. Kerkelijke autoriteiten die dat niet doen, moeten niet verbaasd zijn de storm over zich heen te krijgen als in eigen kring misdrijven in de doofpot blijken te zijn gestopt.
Door Prof. mr E.C.M. Jurgens, voormalig lid van de Tweede en Eerste Kamer, oud-hoogleraar en sinds 2008 voorzitter van Mariënburg, de vereniging van kritisch katholieken.