In de krant van donderdag/vrijdag jl. spreken een aantal wetenschappers zich negatief uit over de resultaten van een onderzoek met zebra vissen met rubbergranulaat van collega de Boer en zijn medewerkers. Tevens wordt een negatieve mening gegeven over de conclusies van collega toxicologen Kleinjans, de Boer en mijzelf in de recente ZEMBLA uitzending als het gaat om de interpretatie van de onderzoekgegevens van het RIVM. De opmerkingen van mijn – overigens zeer gewaardeerde – collega’s zijn in belangrijke mate uit hun context gehaald.
Voor wat betreft het zebravis-onderzoek is door mijn collega de Boer op geen enkel moment een 1 op 1 relatie gelegd tussen de feitelijke risico’s van rubbergranulaat voor kinderen en de resultaten van hun onderzoek. In tegenstelling, zowel in het programma Zembla als in de daaropvolgende interviews wordt duidelijk gemaakt, dat er meer onderzoek nodig is om de risico’s voldoende in te kunnen schatten bij het spelen op kunstgras met rubbergranulaat. Juist door mijn collega’s Murk en Mulder vindt in negatieve zin een over-interpretatie plaats van dit zebravis-onderzoek.
Het gebruik van de zebravis voor toxicologisch en geneeskundig onderzoek is al jaren een gangbare praktijk in de wetenschappelijke wereld. Het heeft op veel punten zeer belangrijke informatie opgeleverd omtrent gevoeligheid en werking van potentieel schadelijke en nuttige stoffen bij mens en milieu. Terecht wordt in het programma Zembla opgemerkt, dat ook het RIVM zelf om deze reden gebruik maakt van zebravisstudies. Dat de betreffende RIVM directeur in het ZEMBLA-interview niet op de hoogte blijkt te zijn van dit eigen onderzoek wijst helaas op een spijtige onthechting van het lopende RIVM-onderzoek en het topmanagement van dit instituut.
Daarnaast wordt een kritische opmerking gemaakt door prof. Mulder over collega Kleinjans en mij over de interpretatie en communicatie van risico’s van dit rubbergranulaat voor kinderen. Hierbij moet allereerst opgemerkt worden dat de academische toxicologen uit de wetenschappelijke klankbordgroep – Kleinjans (Universiteit Maastricht), Scheepers* (Radboud Universiteit en ondergetekende (Universiteit Utrecht) – zich inmiddels hebben uitgesproken over de verhoogde gevoeligheid voor kinderen en de bijbehorende wetenschappelijke onzekerheid. Dit leidde binnen het RIVM echter niet tot het aanbrengen voor een kind-specifieke veiligheidsfactor in de risicoberekeningen voor rubbergranulaat. Dit ondanks het feit dat het RIVM-onderzoek zelf aantoont dat een significante hoeveelheid (ca 10%) van bijv. kankerverwekkende PAKs uit het rubbergranulaat in het lichaam kan vrijkomen. In combinatie met de onzekerheden over kind-gevoeligheid voor deze PAKs en mengseleffecten is dit al een voldoende rechtvaardiging voor de uitspraken van collega Kleinjans en mij, dat het beter zou zijn om kinderen niet op kunstgras met rubbergranulaat te laten spelen.
Daarnaast heeft het RIVM-onderzoek nog aanzienlijke hoeveelheden van een tweede erkend hormoon verstorende stof – bisphenol A (BPA) – aangetoond in het rubbergranulaat. Ook dit BPA is door het RIVM in de risicoberekeningen meegenomen. Hierbij doet zich het merkwaardige feit voor dat de oudere (nog) geldende EU-norm wordt gebruikt. Dit is voorzichtig uitgedrukt opmerkelijk, omdat in 2016 het RIVM een eigen wetenschappelijke opinie publiceert ** waarin wordt geconcludeerd dat een veilige norm voor deze stof tenminste een factor 10 lager zou moeten zijn. Had het RIVM haar eigen wetenschappelijke conclusie in de berekeningen voor rubbergranulaat consequent toegepast, dan was hier een niet acceptabel risico voor kinderen uit voort gekomen.
Al deze factoren gezamenlijk hebben ertoe geleid, dat collega’s Kleinjans, de Boer en ik in de Zembla uitzending concludeerden dat gezondheidsschade voor kinderen bij spelen op kunstgras met rubbergranulaat niet kan worden uitgesloten. Juist om deze reden zouden de overheid en voetbalclubs het voorzorgsprincipe moeten hanteren. Het is echter aan de politiek om een afweging te maken tussen gezondheidsgerichte voorzorg en economische belangen. Hierbij past niet het bagatelliseren van onwelgevallige wetenschappelijke informatie. Dat de drie hoogleraren toxicologie in Zembla het voorzorgsprincipe kracht bij hebben gezet door te stellen dat zij hun (klein)kinderen niet op deze velden zouden laten spelen moet niet gezien worden als manipulatie van de publieke opinie. Deze conclusie is gebaseerd op resultaten van wetenschappelijk onderzoek, waaronder dat van het RIVM zelf. Door een dergelijke persoonlijke stellingname zijn wij als toxicologen in feite – op voor iedereen begrijpelijke wijze – in het maatschappelijke debat gaan staan. Hiermee doen we niets anders dan gehoor geven aan de wens van de moderne samenleving om op begrijpelijke wijze een wetenschappelijk visie weer te geven met een helder verwoord persoonlijk, maar niettemin wetenschappelijk standpunt.
Martin van den Berg
Hoogleraar Toxicologie
Universiteit Utrecht
* https://nos.nl/artikel/2149345-veel-tevredenheid-over-rivm-onderzoek-rubbergranulaat.html