Blog Rianne Marijnissen-Smit | Som ineens of periodieke afwikkeling met her-expertises?

Op 21 mei 2024 heeft de kantonrechter van de rechtbank Overijssel zich gebogen over de vraag welk belang van partijen prevaleert in een kwestie waarbij sprake is van geestelijk letsel na een arbeidsongeval: een som ineens of een periodieke afwikkeling met her-expertises?[1]

De zaak in het kort

Eiseres is in 2016 een arbeidsongeval overkomen waarvoor haar werkgeefster aansprakelijk is. Zij is toen door een verstandelijk beperkte en getraumatiseerde cliënt van haar werkgeefster fysiek agressief aangevallen en meerdere keren met haar hoofd op de grond geslagen. Als gevolg van dit arbeidsongeval liep zij naast fysiek letsel, ook geestelijk letsel op. Op verzoek van beide partijen is een deskundigenonderzoek ingesteld bij psychiater De Mooij. Partijen hebben zich aan de uitkomst van de rapporten van De Mooij geconformeerd, maar verschillen van mening over de vraag of de schade van eiseres afgewikkeld dient te worden met een uitkering van een som ineens, zoals eiseres voorstaat, of voor een bepaalde periode waarna een nieuwe psychiatrische expertise dient te worden uitgevoerd, zoals de gedaagden wensen.

Stelling eiseres

Eiseres stelt dat, gezien het beloop van de medische situatie tot nu toe, de reeds gevolgde therapieën en de rapporten van De Mooij, de schade afgewikkeld dient te worden met de uitkering van een som ineens. Het letselschadetraject wordt door eiseres als slepend en slopend ervaren.

Stelling gedaagden

Gedaagden stellen daarentegen dat De Mooij in zijn eindrapportage weliswaar heeft vermeld dat sprake is van een medische eindsituatie, maar dat betekent volgens hen slechts dat er binnen twaalf maanden geen significante verbetering zal optreden. Dit betekent dus niet dat in de hele verdere toekomst geen verandering van de gezondheidssituatie van eiseres zal optreden, met name niet gelet op de nog jonge leeftijd van eiseres. Verwezen wordt naar een schrijven van psychiater J.J.D. Tilanus aan wie gedaagden de kwestie hebben voorgelegd.

Beslissing kantonrechter

Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat op grond van artikel 6:97 jo artikel 6:105 BW de begroting van nog niet ingetreden schade bij voorbaat kan geschieden. Artikel 6:105, eerste lid BW bepaalt daartoe dat, indien de nog niet ingetreden schade wordt begroot, dit gebeurt na afweging van goede en kwade kansen.

De kantonrechter overweegt dat inderdaad niet uit te sluiten is dat in de toekomst een verandering zou kunnen optreden in de psychische gezondheidssituatie van eiseres. Dit is ook niet de maatstaf voor de vraag of de begroting van nog niet ingetreden schade bij voorbaat kan geschieden. Het is immers niet voor niets dat de goede en de kwade kansen afgewogen dienen te worden, het gaat aldus om de redelijke verwachtingen van toekomstige ontwikkelingen[2]. In het eindrapport van De Mooij, zes jaar na het arbeidsongeval, antwoordt De Mooij op de vraag of hij in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering verwacht van de beperkingen op zijn vakgebied, dat gezien het beloop tot nu toe, ook met behandeling, een verbetering niet wordt verwacht.

Hiermee is naar het oordeel van de kantonrechter een inschatting gegeven van de goede en kwade kansen die bij de begroting van de toekomstige schade meegewogen moeten worden.

Bovendien is de kantonrechter van oordeel dat het belang van eiseres bij de keuze om de schade af te wikkelen in de vorm van een som ineens zwaarder weegt dan het belang van gedaagden de schade periodiek af te wikkelen op basis van periodieke psychiatrische her-expertises. Het is algemeen bekend dat een lopende letselschadezaak niet bevorderlijk is voor het herstel en dat geldt temeer indien dit gepaard gaat met periodieke psychiatrische her-expertises. Ook bij gedaagden is bekend dat eiseres een kwetsbaar slachtoffer is, dat lijdt onder de lange duur van de schadeafwikkeling. Het enkele belang van gedaagden dat niet uit te sluiten is dat in de toekomst een verandering zou kunnen optreden in de psychische gezondheidssituatie van eiseres, weegt niet op tegen de belangen van eiseres om te kiezen voor afwikkeling van de schade in de vorm van een som ineens.

Conclusie

In beginsel staat het een benadeelde vrij om te kiezen of een toekomstige schadevergoeding middels een som ineens of middels een periodieke afwikkeling wordt uitgekeerd. Er kan van een benadeelde niet verlangd worden dat er (opnieuw) jarenlang in onzekerheid wordt verkeert. De vrijheid van keuze van benadeelde is hierbij alleen niet onbegrensd, in die zin dat de belangen van de aansprakelijke partij(en) niet achterwege mogen worden gelaten[3]. Op het moment dat ervoor wordt gekozen om de toekomstige schade middels een som ineens te vergoeden, dient de rechter wel zowel de goede als kwade kansen tegen elkaar af te wegen.

[1] Rb. Overijssel d.d. 21 mei 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:2713.

[2] Dit betreft overigens niet alleen de ontwikkeling van de psychische gezondheidssituatie, maar ook de andere aspecten die een rol spelen bij de schadebegroting.

[3] Zie ook o.a. rb. Noord-Nederland d.d. 31 augustus 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:5225 en rb. Limburg d.d. 28 juni 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:4336.