Rb. Utrecht - 25 augustus 2010 (10%)

Aanrijding tussen een fietser (S) en een personenauto (A). Op het moment dat A de plek naderde waar S stil stond, 50 meter na een fietsoversteekplaats, is S de weg overgestoken en heeft A een aanrijding niet kunnen voorkomen. S was onder invloed van alcohol (18 biertjes en 1,5 liter wijn). S liep onder andere een verbrijzelde voet op. S beroept zich op art. 185 WVW, maar de rechtbank wijst dit af aangezien het gedrag van S aan te merken is als aan opzet grenzende roekeloosheid. De aan A in het kader van de causaliteitsafweging toe te rekenen omstandigheid valt bijna geheel weg ten opzichte van de aan S toe te rekenen omstandigheden.

Causale afweging:
90% (S) 10% (A)

Wegingsfactoren:
1. n.v.t.
2. n.v.t.
3. Andere omstandigheden:
B = Betriebsgefahr van auto ten opzichte van fietser.

Hoogte b.c.
10%

Vergoedingsplicht na b.c.
80% (S) – 20% (A)