S was een inzittende van een personenauto (Fiat) welke een klapband kreeg op de A28 en tegen de vangrail van de linkerrijbaan tot stilstand kwam. S stapte uit en liep naar de vluchtstrook. Vervolgens liep S opnieuw naar de Fiat en stelde zich op tussen het linkerportier met de bedoeling de Fiat naar de vluchtstrook te duwen. Op datzelfde moment kwam er een Volvo (A) aanrijden, die een aanrijding met de Fiat niet kon vermijden. S wordt als voetganger aangemerkt, waardoor art. 185 WVW van toepassing is. Er is sprake van eigen schuld nu S niet heeft gehandeld zoals van een redelijk persoon kan worden verwacht. Hij heeft het risico genomen om te worden aangereden. Toen A werd geconfronteerd met de ongewone situatie ter plaatse had hij zijn snelheid moeten aan passen.
Causale afweging:
In ieder geval 50% (S) – 50% (A) op grond van art. 185 WVW, maar de rechter laat in het midden voor welk percentage, t.a.v. de resterende 50% S heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade.
Wegingsfactoren:
1. n.v.t.
2. S
3. Andere omstandigheden:
D = zeer ernstig blijvend letsel: rechteronderbeen moest geamputeerd worden, gebroken linkeronderbeen, op twee plaatsen gebroken rechterhand, hersenschudding, C2-fractuur, longkneuzing en meerdere snijwonden.
Hoogte b.c.
Vermoedelijk 50%
Vergoedingsplicht na b.c.
0% (S) – 100% (A)