A heeft zijn personenauto (Mazda) op de rechterrijbaan van de snelweg (de vluchtstrook was afgesloten door een barrier) gezet toen hij merkte dat een fiets van zijn fietsendrager was gevallen. Zijn vrouw stapte uit en liep de rijbaan op om de fiets te verwijderen met de intentie een ongeval te voorkomen. S1, bestuurder van een Lancia, moest hard remmen, week uit naar de rechtervluchtstrook welke was afgesloten, moest uitwijken naar de rechterrijbaan en kon een aanrijding niet voorkomen. Hij raakte de op de rijbaan lopende vrouw en de rechterachterzijde van de Mazda. De inzittende van de Lancia (S2) liep beenletsel op. De rechter beslist dat er onrechtmatig is gehandeld door A door de Mazda op de vluchtstrook te zetten. De omstandigheid dat S1 de Lancia niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen kan hem worden toegerekend, aangezien dit andere automobilisten wel is gelukt. S2 droeg geen autogordel (25% eigen schuld).
Causale afweging:
40% (S) – 60% (A)
Wegingsfactoren:
1. S
2. S
3. Geen andere omstandigheden.
Hoogte b.c.
10%
Vergoedingsplicht na b.c.
30% (S) – 70% (A)