Rb. Amsterdam - 18 januari 2012 (20%)
Een motorfiets (A) wilde een groepje fietsers waaronder S inhalen. S keek achterom en is vervolgens ten val gekomen en tegen A geklapt. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de val van S is veroorzaakt door het rijgedrag van A, maar A had bij het inhalen meer afstand moeten houden dan dat zij heeft gedaan.
Causale afweging:
50% (S) -50% (A)
Wegingsfactoren:
1. n.v.t.
2. S
3. Andere omstandigheden:
C = de jonge kinderen van S waren getuige van het ongeval.
D = schedelbasisfractuur, alle aangezichtsbotten gebroken/verbrijzeld, verlies van reuk en smaak, gebroken nek en weefselschade in nek, afgerukte vingertoppen, hersenbloeding en -kneuzing. S heeft vele operaties moeten ondergaan.
Hoogte b.c.
20%
Vergoedingsplicht na b.c.
30% (S) – 70% (A)