Moet een opgeroepen getuige altijd antwoorden?
SAP Advocaten verzoekt de rechtbank regelmatig om een ‘voorlopig getuigenverhoor’ te mogen starten. Dit getuigenverhoor is bedoeld om informatie te vergaren, zodat onze cliënt zijn of haar kansen in een mogelijke rechtszaak beter kan inschatten. De vraag die in deze bijdrage centraal staat is: moet een opgeroepen getuigen altijd verschijnen en antwoorden op de gestelde vragen?
In beginsel is een getuige die wordt opgeroepen, verplicht te verschijnen en deze is ook verplicht om antwoord te geven op de gestelde vragen. In zeer uitzonderlijke gevallen kan hier echter van worden afgeweken. Zo hoeven (bepaalde) familieleden van een van de partijen geen antwoord te geven. Ook hoeven personen die tot geheimhouding verplicht zijn uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking geen antwoord te geven op vragen over hetgeen hun in die hoedanigheid is toevertrouwd. Hiernaast kan de rechter beletten dat de getuige antwoord geeft op een vraag.
Dat bijvoorbeeld een arts of advocaat een geheimhoudingsplicht heeft, betekent nog niet dat deze in alle gevallen een verschoningsrecht heeft en dus per definitie geen antwoord hoeft te geven op de gestelde vragen. Er zal alsnog een belangenafweging moeten worden gemaakt. In sommige gevallen gebeurt dit al door de wetgever, maar meestal zal de rechter dit moeten doen.
Om welke belangen gaat het dan zoal? Het belang van onze cliënt is vaak gelegen in de sfeer van de waarheidsvinding. Een voorlopig getuigenverhoor is bedoeld om informatie te vergaren, waardoor iemand zijn of haar procespositie beter kan inschatten. Het belang dat ten grondslag ligt aan de geheimhoudingsplicht moet dan ook dermate zwaar wegen dat dit rechtvaardigt om de rechtspositie van de verzoeker van het getuigenverhoor aan te tasten. Of op een bepaalde vraag antwoord wordt gegeven kan immers bepalend zijn of iemand voldoende kansen ziet om een rechtszaak te starten.
Zwaarwegende belangen van een arts of advocaat kunnen gevonden worden in het belang van hun geheimhouding. Zo moet een cliënt of patiënt erop kunnen vertrouwen dat alles wat aan de advocaat of arts wordt toevertrouwd, ook echt geheim blijft. In een geval waarin deze belangen spelen, gaat het dus om twee fundamentele beginselen die de strijd met elkaar aangaan: de getuigplicht en de geheimhoudingsplicht. Het is uiteindelijk aan de rechter om de belangen die in een concreet geval aan de orde zijn, te waarderen en tegen elkaar af te wegen.