Verwondingen opgelopen op het werk: wat moet je doen?
Jaarlijks lopen enkele honderdduizenden Nederlandse medewerkers letselschade op tijdens de werktijd. Soms gaat het om een enkele pijnlijke kneuzing, andere keren zijn de verwondingen veel ernstiger. Hoe ga je om met die verwondingen en welke acties onderneem je? Veel blijkt afhankelijk te zijn van de concrete omstandigheden.
Eerste verzorging
Medische hulp zal altijd primeren. Verzorg daarom de verwondingen of laat eerste hulp aanbrengen. Indien nodig zal een bezoek aan de Spoedeisende Hulp noodzakelijk zijn. Die eerste verzorging gaat vooraf aan de verder te nemen acties. Bij een opname in de Spoedeisende Hulp heb je natuurlijk niet de tijd om meteen bewijsmaterialen te verzamelen, maar hier zal de Inspectie SZW dan het noodzakelijke doen. Laat aansprakelijkheidskwesties nooit resulteren in oplopende letselschade. Daar ben je overigens ook toe verplicht: op het slachtoffer rust steeds een schadebeperkingsplicht.
Verzamel bewijsmaterialen
Als je niet moet opgenomen worden bij de Spoedeisende Hulp, is het belangrijk om meteen bewijsmaterialen te verzamelen. Denk aan het nemen van foto’s of het noteren van de namen van collega’s die het ongeval zagen gebeuren. Ook de contactgegevens van toevallige omstaanders zijn een handig extraatje. Werd je in een ziekenhuis opgenomen? Dan moet de werkgever het bedrijfsongeval melden bij de Inspectie SZW. Zij zullen dan een onderzoek openen en vragen om de plaats van het bedrijfsongeval ongemoeid te laten. Ook zullen ze het gesprek aangaan met ooggetuigen. Dat zorgt voor een eenvoudigere bewijslast.
Bezoek een arts
Hoe dan ook wordt aangeraden om een arts te raadplegen na ieder bedrijfsongeval. De bedrijfs- of huisarts kan dan ook de noodzakelijke vaststellingen doen. Vooral wanneer er pas enkele dagen later complicaties optreden, is dat belangrijk. Zo kan niet betwist worden dat die complicaties het gevolg zijn van het bedrijfsongeval.
Stel de werkgever aansprakelijk
Bij een bedrijfsongeval is het bijna altijd de werkgever die aansprakelijk is voor de schade die hieruit voortkomt. In eerste instantie denken we aan het eigen risico bij de zorgverzekeraar en de kosten van de huisarts. Belangrijker wordt dat natuurlijk wanneer het bedrijfsongeval voor verregaande kwetsuren heeft gezorgd. Denk bijvoorbeeld aan een geraakte zenuw in de vinger en een aldus moeilijk herstel. In dergelijke gevallen kunnen we, op voorwaarde dat de werkgever aansprakelijk is, de integrale schade verhalen bij de (verzekeraar van de) werkgever. Ook een smartengeldvergoeding behoort uiteraard tot de mogelijkheden. Een eventuele eigen schuld speelt hier geen rol. Benieuwd naar wat de mogelijkheden zijn met betrekking tot het verhalen van de schade bij de werkgever? Onze gespecialiseerde letselschade advocaat bespreekt graag met jou de mogelijkheden. Kom langs tijdens een gratis en vrijblijvend intake gesprek waar we dieper ingaan op jouw situatie. Ongeval op het werk: is de werkgever altijd aansprakelijk? Wanneer het gaat om een ongeval op het werk, dan denken we meteen aan de werkgeversaansprakelijkheid. De werkgever moet zich maar verzekeren voor ongevallen van zijn medewerkers, toch? In principe is dat juist. Toch zijn er ook grenzen aan die werkgeversaansprakelijkheid. Onderstaande drie voorbeelden tonen aan dat de grens vaak heel dun is. Waar die grens precies te situeren is? Daar lijkt ook de jurisprudentie het er nog niet helemaal over eens te zijn.
Ongeval tijdens woon-werkverkeer
Hier is de regel dat de werkgever niet aansprakelijk is voor het ongeval op weg naar het werk. Wel zijn er uitzonderingen mogelijk. Dat is bijvoorbeeld het geval indien de medewerker gedurende het traject eigenlijk al verplichtingen uitoefent in het kader van zijn arbeidsovereenkomst. Denk bijvoorbeeld aan een ambulancier die stand-by dient te blijven en opgeroepen wordt. Indien er dan op weg naar het werk een ongeval plaatsvindt, kan de werkgever toch aansprakelijk gesteld worden. Dat was bijvoorbeeld ook al eens het geval voor een medewerker die eerst nog enkele dossiers diende op te halen of een bezoek diende te brengen aan een bepaalde klant. In de praktijk houdt de voornaamste verplichting van de werkgever hier in: een deugdelijke verzekering afsluiten ter bescherming van de medewerker of de medewerker een redelijke geldelijke som voorzien op dat hij of zij zelf zo’n verzekering kan afsluiten.
Niet aansprakelijk voor medewerkers die botsen
Op 6 januari 2016 diende de rechtbank Midden-Nederland zich uit te spreken over een bijzonder schadegeval waarbij twee medewerkers tegen elkaar aanliepen, waarbij een van beiden haar pols brak. Eerder al oordeelde de Hoge Raad dat de werkgever geen zorgplicht heeft indien het “alledaagse gevaren” betreft. De rechtbank Midden-Nederland oordeelde ook hier dat het om zo’n alledaags gevaar ging, hoewel de ene medewerker zich duidelijk aan het reppen was omwille van een piepermelding. De rechtbank bleef echter bij zijn standpunt: het ging om een louter onfortuinlijke samenloop van voorvallen. Er was dan ook geen sprake van werkgeversaansprakelijkheid voor het bedrijfsongeval.
Niet aansprakelijk voor val tijdens introductiekamp
Op 4 april 2012 diende de rechtbank Breda zich uit te spreken over het al dan niet toepasselijk zijn van de werkgeversaansprakelijkheid. Hierbij struikelde een medewerker tijdens een nachtelijke wandeling over een touw van een tent van de werkgever. Zij bevond zich op dat moment op een introductiekamp, georganiseerd door de werkgever. Zij stelde die laatste dan ook aansprakelijk voor haar schade. De rechtbank oordeelde dat het wel degelijk ging om een ongeval tijdens werktijd, maar toch kwam de zaak uiteindelijk bij het Hof Den Bosch te liggen. Het Hof oordeelde dat de werkgever haar zorgplicht niet had geschonden. Zo had de werkgever voldoende zaklampen uitgedeeld, wist de medewerker dat er touwen gebruikt werden voor de plaatsing van de tenten en waren die touwen gemaakt op basis van fluorescerende materialen. Het Hof haalt aan dat de werkgever alle nodige maatregelen had getroffen en er bovendien geen extra maatregelen getroffen konden worden. Redelijkerwijs kon er dan ook niet verwacht worden dat er voortdurend toezicht was op het nachtelijk gebruik van de uitgedeelde zaklampen of dat de medewerkers vaker gewezen zouden worden op de aanwezigheid van die touwtjes. Het Hof oordeelde dat er geen sprake was van werkgeversaansprakelijkheid.