Geen algeheel verbod op siliconen borstimplantaten
Er komt in Nederland geen algeheel verbod op de verkoop en het gebruik van siliconen borstimplantaten. Dat oordeelde de Rechtbank Amsterdam vorige week. Het beroep dat de Stichting voor Vrouwen met Siliconen Implantaties had ingesteld tegen het door de Inspectie voor de Gezondheidszorg afgewezen verzoek om het gebruik van siliconen borstimplantaten te verbieden, is door de Rechtbank Amsterdam ongegrond verklaard.
Wat werd verzocht?
De Stichting voor Vrouwen met Siliconen Implantaties (SVS) werd opgericht in 1992 en vraagt al jaren aandacht voor mogelijke gezondheidsklachten van siliconen borstimplantaten. De Stichting wil een verbod op het gebruik van siliconen borstimplantaten totdat ‘de absolute veiligheid ervan door onafhankelijke onderzoekers is aangetoond’.
Per brief van 31 augustus 2012 heeft de Stichting de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) verzocht handhavend op te treden tegen siliconen borstimplantaten. De Stichting vroeg de IGZ daarbij om siliconen borstimplantaten in zijn geheel te verbieden, totdat de absolute veiligheid ervan door onafhankelijke onderzoekers zou worden aangetoond. Verder verzocht de Stichting onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de inhoud van siliconen borstimplantaten en de gevolgen daarvan voor het menselijk lichaam, alsmede aanvullende informatie te verzamelen over calamiteiten die in het verleden met borstimplantaten hebben plaatsgevonden. Tot slot verzocht de Stichting om de regelgeving aan te passen ten aanzien van het onderzoeken van borstimplantaten vóórdat deze op de markt komen, de voorlichting aan patiënten en het melden van kapotte implantaten.
Omdat het verzoek van de Stichting door de IGZ werd afgewezen, en ook het bezwaar door de IGZ ongegrond werd verklaard, stelde de Stichting beroep in bij de Amsterdamse rechtbank.
Hoe oordeelt de Rechtbank Amsterdam?
De rechtbank stelt vast dat het verzoek van de Stichting tot handhavend optreden ziet op een verzoek tot het geven van een bevel zoals bedoeld in artikel 12a van de Wet op de medische hulpmiddelen. Dit artikel geeft aan de IGZ de bevoegdheid – maar niet de verplichting – om, ter voorkomen van schade aan de volksgezondheid, het gebruik van een medisch hulpmiddel op te schorten of te beëindigen. De vraag voor de rechtbank is dan, of de IGZ in redelijkheid heeft kunnen besluiten het verzoek van de Stichting te weigeren.
Hoewel de rechtbank oordeelt dat voldoende vaststaat dat siliconen borstimplantaten gezondheidsrisico’s met zich meebrengen, wordt het verzoek van de Stichting toch op 8 december 2015 door de Amsterdamse rechtbank afgewezen.
De rechtbank hecht veel waarde aan de keuzevrijheid van vrouwen om wel of niet te kiezen voor siliconen borstimplantaten. Door de Stichting was aangevoerd dat de voorlichting aan vrouwen met betrekking tot de gezondheidsrisico’s van siliconen borstimplantaten tekortschiet, waardoor vrouwen geen afgewogen keuze kunnen maken. Volgens de Stichting zou daarom het belang van de gezondheid zwaarder moeten weten dan de keuzevrijheid van vrouwen. De rechtbank volgt de Stichting hierin echter niet. De rechtbank benadrukt dat, indien de voorlichting aan vrouwen over de gezondheidsrisico’s die aan siliconen borstimplantaten zijn verbonden tekortschiet, ervoor moet worden gezorgd dat die voorlichting wordt verbeterd. Tekortschietende voorlichting kan volgens de rechtbank echter geen grond vormen om de keuzevrijheid van vrouwen in zijn geheel weg te nemen.
Hoe nu verder?
Vanuit mijn praktijk zijn veel verhalen bekend van vrouwen die zich door hun behandelend arts onvoldoende voorgelicht achten over de gezondheidsrisico’s van siliconen borstimplantaten. Zouden zij wel volledig zijn voorgelicht, dan hadden zij wellicht een andere keuze gemaakt. Of in ieder geval hadden zij dan de mogelijkheid gehad een andere keuze te maken, of zich nog verder te laten informeren over de gezondheidsrisico’s. De behoefte aan betere voorlichting vanuit de behandelend sector is dan ook groot, en wat dat betreft zijn er nog veel verbeteringen mogelijk…