Vandaag is het internationale Dag van de Arbeid (1 mei), een dag waarop anno 2018 nog steeds aandacht uitgaat naar de arbeidsomstandigheden van werknemers. De arbeidsomstandigheden zijn in Nederland over het algemeen gunstig voor werknemers. Toch stijgt nog ieder jaar het aantal arbeidsongevallen, vooral het aantal ongevallen met machines is groot. Er treedt dan letselschade op doordat werknemers per ongeluk in contact komen met de bewegende delen van de machine en/of bekneld raken.
Op 17 april 2018 publiceerde de Inspectie SZW het rapport ‘Staat van arbeidsveiligheid 2018’ waaruit blijkt dat ondanks een toename van het aantal ongevalsmeldingen, het aantal ongevallen met een dodelijk slachtoffer afneemt.[1] Ook opvallend aan het rapport zijn de cijfers waaruit blijkt dat sprake is van een toename van het aantal arbeidsongevallen onder uitzendkrachten (20% van de geregistreerde slachtoffers). Stel nu dat niet een werknemer in loondienst met een ledemaat bekneld raakt in een fabrieksmachine, maar dat dit een uitzendkracht overkomt. Wie kan de uitzendkracht dan aansprakelijk stellen voor de (letsel)schade die hij/zij lijdt?
Positie van de werknemer in loondienst van de werkgever
Een werkgever dient voor de veiligheid op het werk te zorgen om daarmee te voorkomen dat ongevallen plaatsvinden. Dit is geregeld in artikel 7:658 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het ligt voor de hand dat een werknemer zijn werkgever aansprakelijk stelt indien hij tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden letsel oploopt. De werkgever is alleen dan niet aansprakelijk als hij kan aantonen dat hij alle vereiste zorg in acht heeft genomen.
Positie van de uitzendkracht in loondienst van een uitzendbureau
Een uitzendkracht is daarentegen een werknemer in loondienst van een uitzendbureau (de formele werkgever) en verricht de werkzaamheden bij een ander bedrijf (de materiële werkgever). Een uitzendkracht heeft daardoor als het ware twee ‘werkgevers’, die hij beide aansprakelijk kan stellen. Sinds 1999 heeft het eerder benoemde artikel 7:658 BW een extra bepaling (vierde lid). Hieruit blijkt dat de uitzendkracht de mogelijkheid heeft naast het uitzendbureau ook de materiële werkgever aansprakelijk te stellen.
De reden dat deze bepaling is ingevoerd is dat het uitzendbureau vaak aan de aansprakelijkheid ontkwam. Een uitzendbureau heeft namelijk een beperkte invloed op de veiligheid van werkzaamheden die een uitzendkracht bij een materiële werkgever verricht. Door de invoering van bovengenoemde bepaling heeft de uitzendkracht een extra mogelijkheid van de wetgever gekregen om zijn schade vergoed te krijgen. In de meeste gevallen is het nu juist ook de materiële werkgever die verantwoordelijk is voor de werkomstandigheden en hierop kan toezien. Denk hierbij aan de fabriekseigenaar die in zijn fabriek arbeid laat verrichten, daarvoor machines en gereedschap ter beschikking stelt en veiligheidsvoorschriften moet verschaffen voor een juist en veilig gebruik.
SAP Advocaten helpt slachtoffers van arbeidsongevallen bij het verhalen van hun schade.
Michelle Kootkar, advocaat bij SAP Letselschade Advocaten
[1] https://www.inspectieszw.nl/staat-van-arbeidsveiligheid-2018/publicaties/rapporten/2018/04/17/staat-van-arbeidsveiligheid-2018