Bewijsrecht in letselschadezaken
In letselschadezaken speelt het bewijsrecht een belangrijke rol. Bovendien zijn bepaalde gebeurtenissen lastig te bewijzen. Dit is bijvoorbeeld het geval als er geen getuigen zijn. Dan is het het woord van de één tegen het woord van de ander. Dit speelde ook in een zaak bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Wat was er aan de hand? In 2012 fietst persoon X op een elektrische fiets over een eenrichtingsfietspad. Persoon Y fietst enkele meters achter X in dezelfde richting op een mountainbike. Net als X naar links wil afslaan, wil Y gaan inhalen. Beide personen raken elkaar waardoor X op de grond valt. De schade voor X is niet mis: vlakbij de heup is het dijbeen van X gebroken.
Rechtbank
X wil Y aansprakelijk stellen voor de schade die hij lijdt. Y is het hier niet mee eens en wijst de vordering van de hand. De rechtbank concludeert dat niet vast komt te staan dat Y onrechtmatig heeft gehandeld door de manier waarop hij zijn inhaalmanoeuvre heeft uitgevoerd. De vordering van X wordt door de rechtbank daarom afgewezen.
Tussen partijen bestaat onduidelijkheid over hoe de botsing precies plaatsvond. Volgens X sloeg hij nog niet af op het moment dat hij werd geraakt door Y en hij (X) op de grond viel. Volgens Y ontstond de aanrijding doordat X zonder om te kijken en zonder hand uit te steken naar links stuurde. Hierdoor had Y te weinig tijd om uit te wijken en een botsing te voorkomen.
Gerechtshof
Het Gerechtshof stelt voorop dat de bewijslast van de feiten op X rust. Daarnaast stelt het hof vast dat het zijn oordeel niet alleen kan baseren op de verklaring van X. Er moet ook steunbewijs zijn. In deze zaak zijn er echter geen andere getuigen. Een e-mail van Y, een verklaring van X over wat Y tegen anderen zou hebben gezegd en het horen van politieagenten is onvoldoende. Omdat X bij gebrek aan aanvullend bewijs zijn stellingen niet kan onderbouwen, falen zijn klachten en bekrachtigt het hof het vonnis van de rechtbank.