Recent heeft de rechtbank Den Haag een uitspraak gedaan die aandacht vraagt. Het gaat om een uitspraak van 5 maart 2018 in een wrakingszaak.[1] Wraking houdt in dat je als partij een verzoek in kunt dienen bij de wrakingskamer van de rechtbank, als je aanwijzingen hebt dat de rechter in jouw zaak niet onpartijdig is. In de zaak waarin op 5 maart 2018 werd beslist, werd het wrakingsverzoek van een verkeersslachtoffer afgewezen omdat het te laat was ingediend. Dat is op het eerste gezicht geen opzienbarende uitspraak, maar de zaak is wel interessant als je weet waaróm het verzoek tot wraking werd ingediend. De reden voor het wrakingsverzoek was namelijk dat de betreffende rechter van de rechtbank Den Haag tijdens een zitting had laten weten dat deze rechtbank in letselschadezaken waarbij het slachtoffer kampt met whiplashklachten, een looptijd van de schade van maximaal 7 jaar hanteert. Dat betekent dus dat vanaf de datum van het ongeval de schade gedurende een periode van 7 jaar voor vergoeding in aanmerking komt. Als iemand dus bijvoorbeeld 30 jaar is en als gevolg van een verkeersongeval (blijvende) whiplashklachten oploopt, dan krijgt hij of zij maar tot 37-jarige leeftijd vergoeding van de schade. Daarna houdt het op. Dat is nogal schokkend, zeker ook als we zien wat de betreffende rechter zelf over dit ‘looptijdbeleid’ zegt in zijn verweer bij de wrakingskamer:
“Ten aanzien van de mondelinge behandeling van het deelgeschil merkt de rechter op dat hij zich de exacte gang van zaken niet kan herinneren, maar dat hij zich wel kan herinneren dat hij destijds heeft gewezen op het beleid van de rechtbank Den Haag in whiplashzaken. Dat dit wijst op enige vorm van vooringenomenheid ten aanzien van verzoekster, ziet de rechter niet.”
Het is echter ook een onjuist en veel te ongenuanceerd beleid en bovendien juridisch onhoudbaar. Over het algemeen zal bij de afwikkeling van letselschade van mensen met whiplashklachten een onafhankelijk medisch oordeel worden gevraagd van een neuroloog en meestal ook van een neuropsycholoog. Als deze deskundigen oordelen dat sprake is van reële klachten en dat deze blijvend van aard zijn, dan is het niet redelijk om voor wat betreft de schade die door die klachten wordt veroorzaakt, een beperkte looptijd aan te houden. Uit de rechtspraak over dit onderwerp volgt dat zelden een beperking van de looptijd van de schade wordt aangenomen. Dat is over het algemeen pas aan de orde als daarvoor concrete aanwijzingen bestaan (zoals bijvoorbeeld een andere aandoening die ook tot arbeidsongeschiktheid leidt). Als die aanwijzing er niet is, dan is er geen reden voor een beperking van de looptijd.
Het beleid, zoals dat volgens de betreffende rechter geldt bij de rechtbank Den Haag, gaat mogelijk uit van de gedachte dat mensen die kampen met whiplashklachten, vóór het ongeval al kwetsbaarder waren dan de gemiddelde Nederlander, want anders hadden ze bij het ongeval geen whiplashklachten opgelopen. Waar die eventuele gedachte op gestoeld is, weet ik niet. Ik lees dat in ieder geval niet in het Verzekeringsgeneeskundig Protocol WAD I/II[2] en ook niet in de CBO-richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (Richtlijn Diagnostiek en Behandeling van mensen met Whiplash Associated Disorder I / II).[3]
Hopelijk keert de rechtbank Den Haag snel terug op zijn schreden. Zo niet, dan is het de taak van de letselschadeadvocaten en hun cliënten om dat onjuiste en vooral ook ongenuanceerde beleid in hoger beroep te laten toetsen.
John Roth, advocaat bij SAP Letselschade Advocaten