In deze SAP-blog aandacht voor de verhouding tussen de overheid en de stichting Flash, die zich vanaf 1979 bezig hield met de adoptie van kinderen uit onder andere Sri Lanka. In 2010 wordt Flash opgeheven. De stichting heeft in totaal voor 2410 kinderen bemiddeld, waarvan de meesten afkomstig zijn uit Sri Lanka.
Hoe ging het in zijn werk? Als adoptie ouders uit Nederland een beginseltoestemming hadden van het Ministerie van Justitie nam Flash contact op met een paar vaste particuliere bemiddelaars op Sri Lanka. In de praktijk bleven de Nederlandse ouders zo’n 3 weken in Sri Lanka, waarbij op de laatste dag van het verblijf voor het kind een reisvisum aangevraagd en verleend werd door de Nederlandse ambassade. Flash adviseerde een week na aankomst in Nederland aangifte te doen bij de plaatselijke vreemdelingenpolitie om een verblijfsvergunning aan te vragen. Doordat vooraf geen gegevens van het kind hoefden te worden opgegeven, waren pleegouders doorgaans niet op de hoogte (van) wie het kind is en wie de biologische ouders waren. Op 2 maart 1983 schrijft het Ministerie van Justitie aan Flash dat voortaan schriftelijk bij het Ministerie van Justitie de naam, geboortedatum, nationaliteit en geslacht van het pleegkind worden vermeld. Het gebruik om aan adoptiekinderen een reisvisum te verlenen was formeel ‘niet geheel juist’. Hierdoor moet voortaan een machtiging tot voorlopig verblijf verleend worden. Voorwaarde hiervoor is dat de ouder(s) en/of de wettelijke vertegenwoordigers van de baby afstand hebben gedaan op ter plaatse geldende en naar Nederlandse normen aanvaardbare wijze. De personalia van het te adopteren kind moeten voordat de ouders naar het buitenland vertrekken bekend zijn bij het Ministerie van Justitie.
Flash meldt op 11 juli 1983 dat hierdoor de pleegouders langer in Sri Lanka zouden moeten blijven en dat ze het hiermee niet eens is. Blijkbaar waren de belangen van de kopers groter dan die van het kind. In plaats van de adoptie stop te zetten laat de overheid Flash doorgaan om lopende zaken af te doen op de gebruikelijke wijze. Daardoor blijft nog steeds onbekend waar de baby precies vandaan komt. Het Ministerie van Justitie laat op 28 september 1983 weten dat zij geen verzoeken in behandeling wil nemen van vreemdelingen van wie de volledige personalia nog niet bekend zijn. Flash krijgt nu weer uitstel, tot 1 januari 1984, om vooraf de personalia van het kind bekend te maken. In de brief van 5 juni 1984 van Justitie wordt geconstateerd dat Flash nog steeds verzoeken indient zonder de vereiste opgave. Dergelijke verzoeken worden nu na 1 augustus 1984 niet meer in behandeling genomen wordt gezegd.
Op 26 juli 1984 brengen vertegenwoordigers van Flash verslag uit van hun werkbezoek aan Sri Lanka, alwaar ze het probleem van het op naam aanvragen van een machtiging tot voorlopig verblijf hebben besproken. Afgesproken wordt dat aspirant-pleegouders mogen afreizen naar Sri Lanka zodra er een kind beschikbaar komt. Zodra de gegevens van het kind bekend zouden zijn, worden deze doorgestuurd naar Flash en wordt de aanvraag voor de machtiging tot voorlopig verblijf aangevraagd. Ook dat is in strijd met de vereiste opgave vooraf van deze essentiele gegevens. De overheid heeft Flash bewust zijn gang laten gaan. Gezien de berichtgeving over adoptiepraktijken wereldwijd en in Sri Lanka in het bijzonder, en gezien de reputatie van Flash, is dit bijzonder onzorgvuldig. Het gevolg is dat honderden, zo niet duizenden baby’s uit Sri Lanka zijn gehaald, zonder bekend is wie hun familie was en is. De overheid had de macht om adopties alleen toe te staan als vast stond van wie de baby was, dat de ouder(s) in Sri Lanka toestemming gaven deze af te staan, en dat alles zo werd vastgelegd dat de baby later contact kon hebben met zijn of haar familie in Sri Lanka. Helaas bleken veel kinderen uit ziekenhuizen te zijn geroofd, geboren te zijn in babyfarms, is er op grote schaal gefraudeerd met paspoorten door malafide handelaren.
In het volgende blog wordt aandacht besteed aan de regelgeving als het om adoptie gaat.