Onlangs verscheen er berichtgeving in de media waarin werd gemeld dat de Tweede Kamer het medisch beroepsgeheim zou hebben afgeschaft. Begrijpelijkerwijs leidde deze mededeling tot de nodige onrust. Is deze onrust terecht en zorgt het wetsvoorstel voor rigoureuze veranderingen?
Wetsvoorstel 33980
Op 13 september jl. stemde de Tweede Kamer in met een wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten waarmee fraudebestrijding voor zorgverzekeraars gemakkelijker zou moeten worden. Het voorstel van minister Schippers om fraude, misbruik en ongewenst gebruik in de zorg te bestrijden, biedt zorgverzekeraars bij een vermoeden van fraude de mogelijkheid om zonder toestemming van de verzekerde (met tussenkomst van een medisch adviseur) inzage te krijgen in medische dossiers. De achterliggende reden is dat op deze manier door de verzekeraar zou kunnen worden gecontroleerd of een (door de zorgaanbieder of de verzekerde) ingediende declaratie al dan niet deugt.
Huidige bevoegdheden
Voor zorgverzekeraars bestaat al geruime tijd de mogelijkheid om bij een redelijk vermoeden van fraude in uiterste gevallen een medisch adviseur in te schakelen om medische dossiers van verzekerden in te zien[2]. Het is dus niet de verzekeraar zelf die deze bevoegdheid heeft, maar zijn medisch adviseur. Voornoemde mogelijkheid is onder het huidige stelsel echter niet formeel wettelijk verankerd en bestaat alleen bij zorgverzekeringen met een natura- en restitutiepolis[3], waarbij de verzekeraar een contract heeft met de betreffende zorgaanbieder.
Wijzigingen door het wetsvoorstel
De beoogde wijziging van artikel 68a lid 2 van de Wet marktordening gezondheidszorg en artikel 87 van de Zorgverzekeringswet, maakt het mogelijk om tevens te controleren bij restitutiepolissen waarbij de verzekeraar geen contract heeft met de betreffende zorgaanbieder. Ook met de wijziging is het de medisch adviseur welke daadwerkelijk inzage in het medisch dossier van een verzekerde kan krijgen, en niet de verzekeraar zelf. De medisch adviseur mag alleen dat deel van het medisch dossier bekijken waarop het vermoeden van fraude betrekking heeft, en het inzagerecht is bedoeld als uiterst middel. “Wanneer er andere – minder belastende – middelen zijn voor de controle, gaan die voor op meer vergaande middelen”, aldus Schippers.
Wanneer een verzekeraar bij een vermoeden van fraude daadwerkelijk overgaat tot nader onderzoek en inzage in het medisch dossier, wordt deze in beginsel wettelijk verplicht om de verzekerde achteraf te informeren dat deze inzage heeft plaatsgevonden. Het oorspronkelijke wetsvoorstel meldde niets over een dergelijke informatieplicht. Bij amendement is aan het voorstel toegevoegd dat de zorgverzekeraar verplicht wordt de verzekerde binnen een termijn van drie maanden na het starten van dit onderzoek daarvan in kennis te stellen.
Conclusie
Het voorstel betekent geen afschaffing van het medisch beroepsgeheim. De grotendeels reeds bestaande bevoegdheden worden middels het wetsvoorstel formeel wettelijk verankerd. Daarnaast wordt de bevoegdheid uitgebreid, in die zin dat de mogelijkheid tot inzage in het medisch dossier ook zal gelden bij restitutiepolissen waarbij gebruik wordt gemaakt van zorg bij een zorgaanbieder waarmee de verzekeraar geen contract heeft gesloten. Dat de ontstane onrust daarmee onterecht is, onderschrijf ik niet. Het wetsvoorstel verankert de mogelijkheden tot aantasting van de privacy van de verzekerde en kan gemakkelijk leiden tot ongewenst en disproportioneel gedrag van commerciële zorgverzekeraars.
[2] https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-10581.html
[3] belangrijk kenmerk van een restitutiepolis vormt de vrije zorgkeuze.